Twee vrouwen zaten voor me in de bus
Met nette permanenten donkere kleren
Ze zaten met elkaar te converseren
De een sprak over 't kleinkind van haar zus
De ander had margrieten in een krant
Vanmorgen vroeg geplukt uit eigen tuin
Ik zag bij hen vergeleken heel erg bruin
We reden door het Franse platteland
Ik kon ze maar ternauwernood verstaan
En wilde eigenlijk wel hun reisdoel weten
Maar ja bij Fransen kun je dat vergeten
En bovendien wat ging het me ook aan
Ineens was daar hun halte, cimetiere
Begraafplaats dus en daar stapten ze uit
De bus trok alweer op met veel geluid
Ze liepen naar de poort zonder misere
Gewoon een plastic tasje in hun hand
En vast met een verdriet dat al gewend was
Verlies dat al aan iedereen bekend was
Er was dus eigenlijk weinig aan de hand
Alleen ik voelde plots de tranen komen
Om wat ze gingen doen, een graf verzorgen
Ineens was daar mijn woede diep verborgen
Dat is me door die schoften ook ontnomen
Gewoon een beetje zitten aan het graf
Natuurlijk dat van mama en van vader
Men wied het onkruid en geeft planten water
En sopt zo af en toe de steen ieens af
Een beetje denken aan zoals het was
Zoals we vroeger om de tafel zaten
Voordat we alles achter moesten laten
Men voelt de pijn en knipt eht hoge gras
O ja, ik ben ook wel cadisj gaan zeggen
Daar op die plek waar ze toen zijn vermoord
En dat zal god ook best hebben gehoord
En je mag van mij nog honderd kransen leggen
Maar ik wil in het voorjaar met zo'n doosje
Zo van de kweker vol met bal semine
En die dan poten en een beetje grienen
En zeg nou zo moet het weer een poosje
'k Heb mij eraan gewend te accepteren
Dat het toch nooit te accepteren is
Ik praat niet eens meer over het gemis
Het heeft geen zin jezelf steeds te bezeren
Maar toen daar in die bus deed het toch zeer
Dat ik geen plek heb waar ik zeggen mag
Dag schatten, over een tijdje kom ik weer
Ik denk aan jullie, bijna elke dag